Jean de Bodt en de Berlijnse Poort - gebouwd tussen 1718 en 1722
Een poort
Naast de torens van de kerken, die al van verre achter de vaak hoge stadsmuren te zien waren, behoorden stadspoorten tot de eerste bouwwerken, die bezoekers bij hun binnenkomst in steden als Wesel zagen.
Voor het grootste deel werden deze stadspoorten uitgevoerd in een architectonische taal die verdedigende kracht uitstraalde en in eenvoudige vormen.
Met de Berlijnse Poort, die er nu nog staat, kreeg Wesel meer dan alleen een versterkte stadspoort. Hier werden elementen van de barokke paleisarchitectuur gecombineerd met koninklijke triomfpoorten. Daarmee was het in architectonisch opzicht de meest uitgebreide stadspoort van Wesel.
Wat maakt deze poort zo speciaal?
Zelfs aan de naar buiten gerichte kant van het veld verdedigde de Berlijnse Poort zich niet met schietgaten, maar met beelden en woorden. Een inscriptie over de opdrachtgever (Koning Frederik I van Pruisen) en de bouwdatum 1722 maken nog steeds deel uit van het gebruikelijke. Het ontwerp van deze zijde als klassieke triomfboogarchitectuur was echter al iets bijzonders in zijn tijd. Zogenaamde emblematische afbeeldingen (zeer populaire beeldpuzzels in de barokperiode) verwezen naar de deugden van de vorst, terwijl de zijkanten van de poort werden bewaakt door godenfiguren; symbolen van militaire wijsheid en kracht.
In de poort zelf ontvouwde de architectuur een nog grotere eigenaardigheid: niet een eenvoudige doorgang, maar een ovale zaal met een rijk versierde koepel verwelkomde de aankomende bezoekers. Een plein opende zich naar de stad, dat een klein palazzo waardig zou zijn geweest met zijn omlijsting door de half-ovale vleugels van de poort.
Wie was de bouwmeester?
Jean de Bodt (1670-1745) was een religieuze vluchteling, geboren in Parijs. Zijn talent voor wiskunde en tekenen werd al op jonge leeftijd aangescherpt, en hij ontdekte zijn belangstelling voor architectuur tijdens openbare lezingen aan de Koninklijke Academie van Bouwkunst. 1685/ 1686 moest hij Frankrijk verlaten omdat de Franse koning Lodewijk XIV vanaf die tijd geen protestantse onderdanen meer duldde. De Bodt had het geluk in dienst te kunnen treden van het Nederlandse leger, waardoor ook een jonge cadet als hij een opleiding in militaire bouwkunde kon volgen. Zijn vaardigheden waren overtuigend en al snel werkte hij als legeringenieur op verschillende militaire missies in Engeland, Ierland en Nederland. Hier leerde hij ook de architectonische visies van de Nederlandse hofarchitect Daniel Marot (1661-1752) waarderen, net als hij een hugenoot die uit Frankrijk was gevlucht.
Reeds tijdens zijn verblijf in Nederland heeft hij herhaaldelijk architectonische ontwerpen gemaakt. Vanaf 1699 was hij in dienst van het keurvorstendom Brandenburg in Berlijn. Al in 1702 benoemde de inmiddels Pruisische koning hem ook tot bevelhebber van de vesting Wesel. In 1713 begon de Bodt met het tekenen van ontwerpen voor de Berlijnse Poort. Hier kon hij op veel kleinere schaal realiseren wat voor hem in Berlijn helaas niet haalbaar was. Zo zijn de modellen voor de ovale kamer en de ingangszijden van de Berlijnse Poort terug te vinden in de Bodt's eerdere ontwerpen voor een representatief invalidenhuis en de Koningspoort in Berlijn. Voor het beeldhouwwerk nam hij Guillaume Hulot (ca. 1652-1747) uit Berlijn in dienst, die reeds beeldhouwwerken en tuinontwerpen in de tuinen van het paleis van Versailles had uitgevoerd.
De loopbaan van De Bodt eindigde niet in Wesel. Vijf jaar na de voltooiing van de Berlijnse Poort verhuisde hij als luitenant-generaal naar het keurvorstelijke Saksische hof in Dresden. Tegen het einde van zijn leven zette hij zich in voor de verbetering van de opleiding van bouwkundig ingenieurs. Hij legde daarmee de grondslag voor een van de voorlopers van de huidige technische universiteiten.
Een monument toont zijn wonden
De geschiedenis ging niet voorzichtig om met Berlijnse Poort. Tegen het einde van de 18e eeuw was de bovenbouw aan de veldzijde reeds verdwenen.
De twee zijvleugels aan de stadszijde vielen aan het eind van de 19e eeuw ten prooi aan nieuwe verkeersconcepten toen de stadsversterkingen werden ontmanteld. Tenminste het nu vrijstaande kerngebouw werd toen in de stijl van die tijd gerenoveerd. Gelukkig werden het fries met inscripties en het wapenschild aan de veldzijde gereconstrueerd volgens de bekende modellen.
Bij de bijna volledige verwoesting van het stadscentrum van Wesel in de Tweede Wereldoorlog bleef de Berlijnse Poort gelukkig vrijwel gespaard. Bominslagen vernielden de voorgevel aan de stadszijde, maar het gebouw zelf bleef intact.
Bij de sterk vereenvoudigde reconstructie van het portaal aan de stadszijde werd het terras aangelegd dat nu nog steeds kenmerkend is voor deze kant van de poort.
Sinds 1984 wordt aan de diepte van de vroegere stadsmuur herinnerd door de nieuwere muurfragmenten met groenstroken aan de zijkanten.
In 1982 werd het gebouw opgenomen in de lijst van monumenten van de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Tijdens de renovatie van het interieur in 2020-2021 kwam er naast het hoogwaardige oorspronkelijke metselwerk ook reconstructiemetselwerk onder vele lagen pleisterwerk tevoorschijn. Delen van beide zijn onbewerkt gelaten om zowel de structuur van het gebouw als de sporen van de tijd aan de bezoekers te laten zien.